Praktijk

Het praktisch handelen.

Bij een behandeling hebben we van doen met 2 aspecten t.w.

Bij het onderzoek kijk ik hoe een persoon functioneert.
Voldoen zijn/haar bewegingen/ handelingen [de lijfelijkheid] aan een aantal te verwachten uitgangspunten?

De uitgangspunten worden geijkt t.a.v.:

Is de cliënt in staat om b.v. een bal vrijuit, integraal te werpen of is het een ingehouden worp.
Het vrijuit kunnen handelen zegt iets over de lichaamsorganisatie.
Een optimale lichaamsorganisatie wordt aangestuurd door een functionele coördinatie.
Een coördinatieproces wordt gevoed door het opnemen van een oneindige informatiestroom vanuit het lichaam en vanuit de omgeving verkregen door de sensoriek.
De sensoriek leest de situatie en op hersenniveau wordt dit uiteindelijk gecoordineerd met als gevolg een afgemeten handeling, die in harmonie is met de situatie waarin men zich bevindt.
Bij pijn en/of onveiligheid raakt dit proces gestoord en ontstaat er een proces van sturen, beheersen en beheren.
Het autonome reageren van de bewegingssegmenten raakt gestoord en de spontaniteit van de lichamelijkheid gaat in een neerwaardse spiraal door deze pijn / onveiligheids situatie.

De genoemde punten moeten worden beoordeeld vanuit een persoonsgebonden optimum, dat wordt bepaald door aanleg en verworvenheden.

Naast de vakspecifieke beoordelingen doe ik een oriënterend orthopedisch - neurologisch onderzoek.

 
De behandeling.

De wervelkolom zie als ik een primair systeem in het bewegingsapparaat.Bij veel klachten is dan een eerste insteek om de wervelkolom te optimaliseren.
Via rustige druk probeer ik de wervel[s]te herijken qua inneming van de stabiele stand en qua herijking naar een vitaal centrisch functioneren.
De druk is altijd rustig en nooit dwingend manipulerend.
Manipulaties in de zin van passering van de para-fysiologische ruimte passen niet in mijn vakfilosofie.
Middels lichte druk tracht ik de communicatieve instellingen van de diverse weefsels te optimaliseren.
Aan de kwaliteit van de benen wordt veel aandacht besteed , daar de benen wezenlijk zijn bij het organiseren van het handelen.
Bij "in actie "komen is de allereerste actie een reactie van de voet-/kuitspieren.
Het is markant, dat procentueel de voeten evenveel zenuwen hebben in vergelijk met de mond of handen.
Toegespitste oefentherapie nemen we door ten einde de therapeutische rendementen te bestendigen.

Bij cliënten met een meer psychosomatisch klachtenpatroon ligt het accent meer op het herijken van de communicatieve vermogens van de weefsels c.q. het lichaam.
Ik probeer via tactiele technieken de vanzelfsprekendheid , het spontane in de lichamelijkheid weer te laten ontplooien.
Op deze wijze ervaren de weefsels een andere wijze van reageren in vergelijk met het -veelal langere tijd bestaande - pijncircuit.
Zo bouwt het lichaam zelf [!] een andere weefselinstelling op en doorbreekt zelf vicieuze cirkels.
Ervaringen aan den lijve kunnen enorm beklijven.
Vrijwel alle moeders weten nog haarfijn te vertellen, wanneer ze leven voelden van hun eerste kind.

Een praktische test geeft een indruk wat lichte druk kan uitlokken.

De test gaat zo: De cliënt ligt op de rug op tafel; cliënt vormt een indruk hoe zijn been ligt en aanvoelt ;met een kwastje onder de voet strijken reageert op een bepaalde wijze.
Wanneer ik nu gedurende een minuut mijn hand onder client zijn voet leg ,dan reageert client stevast met een reactie in de zin van:

Ik vind het aannemelijk, dat deze reacties bij alle weefsels, orgaansystemen [b.v. gewrichten] optreden, waarbij de aard van de prikkel wezenlijk is.

Binnen de therapie/ begeleiding vind ik `t belangrijk, dat er een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het eigen initiatief van de patient met inachtneming van de specifieke tolerantie.

Bij een integrale behandeling is een behandelfrequentie van eens per 3 weken meestentijds voldoende.